Beschermende kleding – Kledingstukken en kledingensembles voor bescherming tegen koude.
EN 342:2004 Beschermende kleding – Kledingstukken en kledingensembles voor bescherming tegen koude.
Deze norm legt vereisten en testmethoden vast voor kledingstukken en kledingensembles (overall of tweedelig pak) voor bescherming tegen een koude omgeving, gekenmerkt door een combinatie van vochtigheid, wind en een luchttemperatuur lager dan -5 °C. De norm behandelt geen specifieke vereisten voor hoofd-, hand- en voetbescherming.
Wat houdt deze norm in ?
Wij gebruiken de norm EN 342: 1998. Deze norm heeft als symbool een ijskristal. Daarnaast staan drie waarden die de isolatiewaarde (clo), luchtdoorlaatbaarheid (X) en eventueel de waterdampweerstand (Y) aangeven. Wat deze waarden precies inhouden, wordt hierna uitgelegd.
De clo-, X- en Y-waarde
De clo-waarde geeft de isolatiewaarde van het model aan. Deze waarde geeft aan hoelang iemand bij een bepaalde temperatuur in deze kleding kan werken. Dit is geen bepaalde klasse, maar kan elke waarde zijn. Onze kleding heeft een clo-waarde van 2,55 (gemeten in combinatie met standaard ondergoed type B).
In onderstaande tabel is te zien wat deze Clo waarde inhoudt.

De X-waarde geeft de luchtdoorlaatbaarheid van de kleding aan. Voor deze waarde zijn 3 klassen: klasse 1 tot en met 3. Bij klasse 1 laat het kledingstuk de meeste lucht door en bij klasse 3 de minste. De luchtdoorlaatbaarheid is een soort van winddichtheid, klasse 1 is dus het minst winddicht, klasse 3 het meest.
De Y-waarde geeft de waterdampweerstand van het kledingstuk aan. Deze waarde bestaat uit 3 klassen, klasse 1 tot en met 3. Hierbij heeft klasse 1 de laagste waterdampweerstand en klasse 3 de hoogste.
De nieuwe versie van de EN 342-norm
Ondertussen is er een nieuwere versie van de EN 342 (2004). De nieuwe versie heeft de volgende waarden: Icler / Icle, dit is een soortgelijke waarde als de clo-waarde. En deze versie heeft twee Y-waarden. Waarbij de eerste Y-waarde de luchtdoorlaatbaarheid weergeeft. Deze wordt op een andere wijze getest dan in de oude EN 342, deze wordt weergegeven in klasse 1 tot en met 3.
De tweede Y-waarde geeft de waterdichtheid van het kledingstuk aan. Kleding die voldoet aan de norm EN 342 hoeft niet per se waterdicht te zijn, dus deze waarde hoeft niet altijd ingevuld te zijn.
Deze waarde bestaat uit 2 klassen, klasse 1 en klasse 2. Hierbij is klasse 1 het minst en klasse 2 het meest waterdicht. Wanneer het kledingstuk waterdicht is, moet ook het ademende vermogen van de kleding getest worden.
Welke eisen worden er in de norm gesteld?
De werkkleding moet voldoen aan de volgende eisen om gecertificeerd te worden met de EN 342-norm:
- Een model moet voldoen aan de voorwaarden gesteld in de norm EN 340.
-
Deze norm kent geen specifieke modeleisen. Het model wordt puur getest op de waarden, zoals hierboven aangegeven. De kleding moet daarom ook geen openingen hebben, omdat de kou hier doorheen kan dringen.
Bescherming door hoge zichtbaarheid bij dag, schemer en nacht.
Reflecterende werkkleding.
Het cijfer naast het pictogram geeft aan in welke klasse het artikel valt. Dat hangt af van de minimale oppervlakte fluorescerend en reflecterend materiaal:
- Klasse 1: vergt 0,14 m2 fluo oppervlak en 0,10 m2 reflecterend oppervlak.
- Klasse 2: vergt 0,5 m2 fluo oppervlak en 0,13 m2 reflecterend.
- Klasse 3: vergt 0,8 m2 fluo oppervlak en 0,2 m2 reflecterend oppervlak.
Er zijn ook specifieke voorschriften vastgelegd met betrekking tot de plaatsing van het fluorescerend en reflecterend materiaal op romp, mouwen en pijpen.
De achtergrond, het fluorescerende materiaal, is toegestaan in de kleuren oranje, geel en rood. De kleurcoördinaten en de luminantiefactor moeten binnen bepaalde grenzen vallen (voor en na belichting).
Tevens worden er in de norm EN ISO 20471 eisen gesteld aan de kleurechtheid van zowel de fluorescerende kleuren als de contrastkleuren.
WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN DE EN ISO 20471-NORM EN DE EN 471-NORM?
EN ISO 20471 kent één waarde (x). Dit cijfer geeft aan in welke klasse het artikel valt. Aangezien de reflectie enkel in de hoogste klasse is toegestaan, vervalt de waarde (y) in EN ISO 20471.
WELKE EISEN WORDEN ER IN DE EN ISO 20471-NORM GESTELD?
Voorwaarden bij het plaatsen van de reflecterende banden: De breedte van de reflecterende banden bedraagt minstens 50 mm (anders telt het niet mee in de oppervlakteberekening en wordt het als decoratie gezien).
Een onderbreking (voor sluiting systeem of naad) in de band van retroreflectie materiaal is maximaal 50 mm. Het totaal van dergelijke onderbrekingen zal niet meer zijn dan 100 mm in iedere band rond het lichaam en 50 mm rond mouwen en broekspijpen.
De ruimte tussen 2 reflecterende banden moet tenminste 50 mm zijn (met een maximale hoek van 20°) en deze banden moeten minimaal 50 mm van de onderkant van het kledingstuk verwijderd zijn (zoals van de zoom van de broekspijpen).
De reflecterende banden kunnen op diverse manieren aangebracht zijn. Alleen als ze volgens voorschrift aangebracht zijn, tellen ze mee in de oppervlakteberekening. Dit houdt in dat de torso, de benen en de armen 2x omsnoerd moeten worden (of 1x horizontaal met verticale banden over de schouder).
Voorwaarden voor het fluorescerende materiaal:
Het fluorescerend materiaal moet de torso, de mouwen en de benen minstens 5 cm omcirkelen. Onderbrekingen van fluorescerend materiaal door reflecterende banden zijn toegestaan (zoals het geval bij Rijkswaterstaatkleding: de verticale reflectieband van 25 mm over de mouwen en pijpen)
De verhouding fluomateriaal voor en achter zal gelijk zijn aan 50% +/-10%.