Bescherming door hoge zichtbaarheid bij dag, schemer en nacht.
Reflecterende werkkleding.
Het cijfer naast het pictogram geeft aan in welke klasse het artikel valt. Dat hangt af van de minimale oppervlakte fluorescerend en reflecterend materiaal:
- Klasse 1: vergt 0,14 m2 fluo oppervlak en 0,10 m2 reflecterend oppervlak.
- Klasse 2: vergt 0,5 m2 fluo oppervlak en 0,13 m2 reflecterend.
- Klasse 3: vergt 0,8 m2 fluo oppervlak en 0,2 m2 reflecterend oppervlak.
Er zijn ook specifieke voorschriften vastgelegd met betrekking tot de plaatsing van het fluorescerend en reflecterend materiaal op romp, mouwen en pijpen.
De achtergrond, het fluorescerende materiaal, is toegestaan in de kleuren oranje, geel en rood. De kleurcoördinaten en de luminantiefactor moeten binnen bepaalde grenzen vallen (voor en na belichting).
Tevens worden er in de norm EN ISO 20471 eisen gesteld aan de kleurechtheid van zowel de fluorescerende kleuren als de contrastkleuren.
WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN DE EN ISO 20471-NORM EN DE EN 471-NORM?
EN ISO 20471 kent één waarde (x). Dit cijfer geeft aan in welke klasse het artikel valt. Aangezien de reflectie enkel in de hoogste klasse is toegestaan, vervalt de waarde (y) in EN ISO 20471.
WELKE EISEN WORDEN ER IN DE EN ISO 20471-NORM GESTELD?
Voorwaarden bij het plaatsen van de reflecterende banden: De breedte van de reflecterende banden bedraagt minstens 50 mm (anders telt het niet mee in de oppervlakteberekening en wordt het als decoratie gezien).
Een onderbreking (voor sluiting systeem of naad) in de band van retroreflectie materiaal is maximaal 50 mm. Het totaal van dergelijke onderbrekingen zal niet meer zijn dan 100 mm in iedere band rond het lichaam en 50 mm rond mouwen en broekspijpen.
De ruimte tussen 2 reflecterende banden moet tenminste 50 mm zijn (met een maximale hoek van 20°) en deze banden moeten minimaal 50 mm van de onderkant van het kledingstuk verwijderd zijn (zoals van de zoom van de broekspijpen).
De reflecterende banden kunnen op diverse manieren aangebracht zijn. Alleen als ze volgens voorschrift aangebracht zijn, tellen ze mee in de oppervlakteberekening. Dit houdt in dat de torso, de benen en de armen 2x omsnoerd moeten worden (of 1x horizontaal met verticale banden over de schouder).
Voorwaarden voor het fluorescerende materiaal:
Het fluorescerend materiaal moet de torso, de mouwen en de benen minstens 5 cm omcirkelen. Onderbrekingen van fluorescerend materiaal door reflecterende banden zijn toegestaan (zoals het geval bij Rijkswaterstaatkleding: de verticale reflectieband van 25 mm over de mouwen en pijpen)
De verhouding fluomateriaal voor en achter zal gelijk zijn aan 50% +/-10%.
Beschermende kleding voor de bescherming tegen koele omstandigheden.
Beschermende kleding voor de bescherming tegen koele omstandigheden. We hebben het dan over temperaturen > -5 °C. Dit kan outdoor kleding zijn, maar ook kleding voor de constructie– of foodindustrie. Luchtdoorlaatbaarheid (wind) en waterdichtheid zijn daarom optioneel.
Wat houdt de EN 14058-norm in?
Naast het pictogram kunnen 5 waarden staan. Van boven naar beneden:
a) Rct: de thermische weerstandsklasse, die gemeten wordt op alle doeklagen samen.
b) Luchtdoorlatendheid: (optioneel) wordt gemeten op alle doeklagen samen.
c) Waterdichtheid: (optioneel).
d) Optioneel: thermische isolatie middels bewegende mannequin (Icler).
e) Optioneel: thermische isolatie middels statische mannequin (Icle).
Een “x” voor de waarde, betekent dat de eigenschap niet bepaald is.
De verschillende testen
Test a - rct-waarde:
De rct-waarde wordt bepaald op alle doeklagen samen en geeft de isolatiewaarde. De EN14058 kent 3 klassen. Hoe hoger de klasse, hoe beter de isolatie.
| Thermische isolatie |
Rct in m2.K/W |
| Klasse 1 |
0,06 ≤ Rct < 0,12 |
| Klasse 2 |
0,12 ≤ Rct < 0,18 |
| Klasse 3 |
0,18 ≤ Rct < 0,25 |
Is de Rct waarde > dan 0.25, dan wordt aangenomen, dan is de EN 342 van toepassing.
Test b - de luchtdoorlaatbaarheid
Luchtdoorlaatbaarheid is optioneel en kent 3 klassen (hoe hoger de klasse, hoe beter luchtdicht en hoe beter de isolatie).
Test c - de waterdichtheid
Deze test voor de waterdichtheid is optioneel en kent 2 klassen. De waterdichtheid van doek en naden wordt aangegeven in Pa (zelfde test als bij de EN 343, maar kent een andere klassering):
| Waterdichtheid |
WP in Pa |
| Klasse 1 |
8000 ≤ WP ≤ 13000 |
| Klasse 2 |
WP > 13000 |
Als de waterdichtheid van de kleding aangegeven wordt, moet ook de waterdampdoorlatendheid (oftewel de waterdampweerstand Ret) bepaald worden. De Ret van alle lagen, mag dan niet groter zijn dan 55.
Test d & e - Icler en Icle
Deze twee testen zijn optioneel. Ze staan respectievelijk voor de Icler en Icle, de bewegende en de staande mannequintest. De minimale waarde voor de Icler is 0.170 en voor de Icle 0.190.
Welke eisen worden er in de norm gesteld?
De EN 14058-norm kent geen specifieke modelvereisten. De modellering en laagopbouw zijn echter van grote invloed op de isolerende waarden.
In de Annex D van de norm worden (net als bij de EN342) informatief een aantal kenmerken genoemd (zoals een passende en afsluitbare halsband bij jassen, een verstelbare tailleband voor aansluitende pasvorm en verstelbaarheid aan onderkant van de broekspijpen. Jassen zouden lang genoeg moeten zijn om de broeksband te overlappen (ook bij voorover buigen).